'Ik wist het eigenlijk al vroeg'
'Zestien jaar waren we samen'
'Toen dacht ik: Oh dat is het!'
'Na afloop gingen we samen douchen...'
'Een stil verlangen'
'"Zijn dat dan homo's?" vroeg mijn moeder'
'Dromen kun je altijd...'

Op de lagere school had ik een vriendinnetje, Cissy
Ze was heel wild, ze kwam uit een vrij gezin, we zaten samen op turnen
Na afloop gingen we samen douchen, stiekem, naakt.
Ik vond dat geweldig, spannend, keten met zeep
Zij was zo’n glimp en ik begreep direct dat ik dit niet aan mijn ouders moest vertellen

Terwijl mijn moeder best ruimdenkend was
Zij oordeelde niet over anderen
Zolang je maar geen aanstoot gaf, je netjes gedroeg
Bij ons in het dorp woonden twee heren in een groot, oud huis
Over die mannen werd vreselijk geroddeld
Mijn moeder kon daar niet goed tegen, keurige heren vond ze het , die niemand last bezorgden

Ik herinner me dat huis van die twee mannen trouwens nog heel goed
Het was het mooiste huis uit ons dorp, tenminste dat vond ik
Er hingen overal prachtige schilderijen aan de muur
Dat zag je niet vaak , waar ik vandaan kom
Kunst dat was wel het laatste waar mensen hun geld aan uitgaven
Ik kon minutenlang voor hun raam staan dromen
Iets in dat hele plaatje trok me ongelooflijk aan, al wist ik toen nog niet precies wat

fragment uit levensverhaal Ann M. (62 jr.)

Verlaten door haar biologische moeder.
Opgegroeid in een pleeggezin waar ze er niet bij hoorde.
Getrouwd met een man die haar pleegvader had uitgezocht.
Een zoon die ze al 23 jaar niet meer gezien heeft.
Een dementerende man.
Op haar 86ste uit de kast gekomen.
Hoe bizar kan het leven lopen?

Aan het woord is Gerry, een taaie vrouw die zich niet laat kisten, ondanks haar "raar leven" zoals ze het zelf benoemt. "Zowat mijn hele leven heb ik mijn gevoelens weggestopt, ik zou er depressief van kunnen worden. Maar dat laat ik mezelf niet toe. Luctor et emergo, is mijn strijdkreet. Ik worstel en kom weer boven. Mijn strijd voor zelfbehoud heeft me gemaakt tot wie ik ben."

Gerry woont nu in een woonzorgcentrum in Delft. Al kan ze fysiek steeds slechter uit de voeten, met haar koppie is niets mis. De voorbije 6 jaar zorgde zij voor Henk, haar dementerende man. Henk ligt in Stefanna, lang heeft hij niet meer te leven. Hij ligt de hele dag op bed en herkent niemand meer. De confrontatie grijpt haar zo diep dat ze het niet aankan om Henk nog langer te bezoeken. Ondanks haar vele beproevingen vertelt ze haar levensverhaal, energiek en met een kwinkslag. Soms proest ze het uit om de wonderlijke voorvallen die haar leven van ontkenning met zich meebrachten.
Gerry is een kind van een vrolijke dame, een hoertje op zijn Hollands gezegd. Omdat haar moeder assistent-artsen om zich heen duldde, mocht ze gratis bevallen in het Leids universitair ziekenhuis. Daar doet ze luchtig over. "Toen ik ter wereld kwam, moeten de mannen vast geapplaudisseerd hebben". Maar het vervolg doet pijn. Nadat de arts de navelstreng had doorgeknipt, wou haar biologische moeder haar kind niet meer zien. Zo belandde Gerry als baby in een kindertehuis, dat op zoek ging naar adoptie-ouders. Een vertederende foto van baby Gerry hing in de vitrine van het kindertehuis. Alsof men de harten wilde veroveren van echtparen die langs liepen. Dat lukte bij een stel dat naar Nederlands-Indië zou vertrekken. Gerry mocht mee. Helaas, de crisis van de jaren '30 stak stokken tussen de wielen. De adoptie ging niet door.
Gerry vertelt het alsof ze er bewust bij was en lijkt te betreuren dat de adoptie niet doorging. Het enige wat er nog rest uit die tijd is de foto uit de vitrine, maar die is dan ook wel heel schattig. Zo'n kind wil toch iedereen. De adoptie die niet doorging, bleef wel aan haar knagen.
Hoe ze bij haar uiteindelijke pleegouders in Delft terecht kwam, weet ze niet precies. Wel dat het te maken had met een familievete met haar biologische moeder. Veel later heeft Gerry haar nog één keer ontmoet, via het KRO radioprogramma Adres Onbekend: "Mijn moeder had zo'n spijt, ... toen ik het haar hoorde zeggen, kreeg ik de rillingen over het hele lijf. Ik had mijn antwoord snel klaar om wat ze mij geflikt heeft ... rot op asjeblief, je hebt me bij het groot vuil gezet."
Aan haar kindertijd heeft ze geen fijne herinneringen. Ze hoorde er niet bij. Op haar 12de beval haar pleegmoeder zelfs dat ze moest gaan werken om centen te verdienen voor de familie. Daar stak de kinderbescherming een stokje voor. Gerry kon goed leren en ging naar de MULO, dat was heel wat voor die tijd.
"Was ik in deze tijd opgegroeid dan had ik andere keuzes gemaakt. Dan had ik nee gezegd tegen het huwelijk en een vriendin gezocht. Op meiden vallen? Dat kon niet in die tijd. Natuurlijk ging ik op mijn 16de ook met vriendinnen op stap, op jacht naar de jongens. Kwam er dan een gozer op me af, dan nam ik snel de benen. Ik voelde geen vlinders in mijn buik. Toen al voelde ik meer voor meisjes. Maar ik liet mijn gevoelens niet toe, dat kon en mocht niet bestaan in die tijd. Dat ik uiteindelijk toch met een man trouwde? Ik had weinig te kiezen. Mijn pleegvader kwam thuis met ene Henk, die hij ontmoet had op de Porceleyne Fles. Henk kwam gezellig bij ons eten, maar daar zat blijkbaar een plan achter. Wist ik veel. Mijn pleegvader wond er geen doekjes om. Als ik niet met Henk trouwde, kon ik opsodemieteren. Henk was helemaal weg van me, hij adoreerde me. Een vriendelijke lieve jongen maar ik voelde geen klik.
Mijn huwelijksnacht? We zijn getrouwd op een donderdag, het feest duurde tot 05u 's ochtends. Henk vertrok een half uur later, hij ging varen op de Nieuw Amsterdam. Mijn huwelijksnacht was onvergetelijk! Maar ik werd er niet warm of koud van. Seks? Ja, dat was een verplicht nummertje, dat begreep ik ook wel. Eén tot 2 keer per maand, dan was meneer al moe, een beetje kouwe kikker", Gerry schatert het uit.
Gerry en Henk kregen 2 jongens: kleine Henkie en Frits. Henkie was een moederskindje, maar ze heeft hem al 23 jaar niet meer gezien.
"Op een dag kwam hij thuis met Edith, een dochter van een hoge pief bij de Jehova's. Na zijn huwelijk verbood schoonvader hem nog langer contact te onderhouden met zijn familie, anders zou Edith van hem scheiden." Henkie koos voor zijn vrouw, hij heeft kinderen en inmiddels ook kleinkinderen maar die heeft Gerry nog nooit gezien.
"Soms denk ik dat zijn huwelijk een noodsprong was. Henkie had iets vrouwelijks over zich. Hij kleedde zich ook heel netjes, anders dan de jongens die thuis over de vloer kwamen. Ik herinner me dat we samen door de Choorstraat liepen. Toen kwamen er een paar jongens voorbij en riepen 'vuile stinkhomo'. Daar was hij helemaal van aangedaan, dan zat hij in een hoekje van de kamer te janken. Als het in je zit jongen ... probeerde ik hem nog te troosten, maar daar wilde hij niets van horen. Ik had zo'n goed band met die jongen, misschien omdat we zo op elkaar leken."

Ondanks dat Gerry haar gevoelens een leven lang diep wegstopte, één keer kwamen ze er toch uit. Gerry mocht één keer het paradijs beleven.
"Ik organiseerde de bingo in een buurthuis en daar leerde ik Esther kennen. We zagen elkaar steeds vaker en gingen vriendschappelijk met elkaar om. Het kwam ervan dat we er twee weken op uittrokken met de caravan, op vakantie naar Zwitserland. Tijdens die twee weken openbaarde ook Esther zich als een 'liefhebber'. Veel woorden hadden we niet nodig, we leefden twee weken in het paradijs. Eén keer heb ik geproefd wat liefde om het lijf had. Een onvergetelijke intense ervaring, die niemand me kan afnemen. Nee, natuurlijk heb ik niets aan mijn man verteld, hij zat twee weken met zijn moeder in Duitsland en had nergens benul van. Maar het sprookje duurde niet lang. Esther trouwde en woont nu ergens in Zeeland. Ook haar zie ik niet meer."
Uit de kast komen? Haar tweede zoon, ziet ze ook niet zo vaak. Af en toe komt hij haar op zondag opzoeken. Onlangs heeft ze hem opgebiecht dat ze een beetje dubbel in elkaar steekt ... dat ze bij de roze club zit. Het woord 'lesbisch' krijgt ze maar moeilijk over de lippen. Frits heeft er geen moeite mee, dat zegt hij althans, maar hij stelt er verder geen vragen over. Zijn vrouw moet er niets van hebben, ze heeft -geloof ik- ook een tik van de Jehovah's.
"Mijn hele leven heb ik mijn gevoelens onderdrukt, behalve die twee weken in het paradijs. Ik moest wel. Ik heb er niet om gevraagd. Dat mij dit allemaal moet overkomen, waarom? Wat ik nu doe, voelt als een doorbraak. Die paar jaren dat ik nog mag leven, denk ik wel eens ...krijgt allemaal ... Nee, ik ga nu niets meer verzwijgen. Het gevoel gaat nooit weg, al word ik 100. Ik wil niet dat ik straks op mijn sterfbed moet bekennen van, zo zit ik in elkaar. Ik ben 86, ik heb het gehad. Wat ik nog krijg is meegenomen. Als ik ooit nog een keer met iemand het paradijs mag beleven...

Om privacy redenen zijn de namen in dit waargebeurde, Delftse verhaal veranderd.
Opgetekend door Stefaan Vanderstappen

Mijn homoverlangens en verliefdheden vond ik altijd vanzelfsprekend, al vanaf de kleuterschool vond ik jongens leuker dan meisjes. Ik weet ook uit allerlei klassen in het lagere en middelbare onderwijs naar wie ik keek. Dat 'anders zijn' vond ik niet zo'n probleem, het hoorde bij me, maar wat moest ik er mee doen? Je kon moeilijk aan een jongen vertellen dat je verliefd op hem was. Thuis kon ik niets over die gevoelens kwijt. Ik kende geen homo's in mijn omgeving en er was in die tijd (rond 1965) zelden iets over homoseksualiteit (homofilie) op tv. Maar ik herkende veel in boeken (Jaap Harten, Gerard Reve, Anna Blaman, James Baldwin).

Toen ik in de vijfde klas HBS in Utrecht zat, beleefde ik mijn eerste fuif. In december 1966 bij een meisje thuis op een boerderij in Jutphaas. Er werden spelletjes gedaan, van raadsels oplossen tot improvisaties. Met Reiné G. werd ik op zeker moment de gang opgestuurd. Ik kreeg een blinddoek om en werd de feestzaal ingeleid. 'Je staat voor het kasteel van Doornroosje' zei een stem (Adje, een van de geilst uitziende jongens in mijn klas). 'Ze slaapt al honderd jaar, betoverd door een boze fee, en je moet haar wakker kussen. Het kasteel is overwoekerd door struiken. Probeer daar doorheen te komen en red de prinses.'
Dat deed ik dus, natuurlijk, alles over voor het goede doel. Ik vocht me door een haag van handen, armen, lichamen. Ik vond mijn geliefde en kuste haar vol op de mond. Toen mijn blinddoek verwijderd was, keek ik in het stralende gezicht van Eugène, aan wie ik dagelijks vele dromerige lesminuten wijdde. Verbouwereerd ging ik terzijde op een tafel zitten en keek toe hoe Reiné klunzig aan dezelfde opdracht voldeed. 'Je zoende lekker' zei Eugène later die avond. Hij moest eens weten.

Enkele maanden later vertelde ik het een vriend op school. We stonden op het voetbalveld, tijdens gym. Hij in het doel, ik er vlakbij, te kletsen, de bal was ver weg. Hij vond het maar raar toen ik het hem zei: ik denk dat ik homo ben. Ik vertelde hem er ook nog bij welke jongens ik leuk vond, jongens die druk bezig waren met het voetbalspel. Daarna heb ik het meer vrienden verteld. Erg schokkend was dat allemaal niet. Ik zocht in die tijd ook aanleidingen om het mijn ouders te zeggen, maar dat lukte niet. Als lid van de redactie van een jongerenblaadje zorgde ik er voor dat we een groot artikel plaatsten over een sociëteit voor jonge homo's, die men van plan was op te richten. Toen ik trots met het blad thuis kwam en het mijn vader liet lezen, werd die ontzettend kwaad. Waar of ik mee bezig was, waarom we over zulke dingen schreven? Wat had ik daar mee te maken.

Het lukte me in die tijd niet iets te doen met mijn homogevoelens, al brandden de verliefdheden van me af. Op een werkweek van school kwam een wat nichterige man over homoseksualiteit praten. Natuurlijk kwamen de meeste vragen van mij. Die avond, in die zaal met veertig schoolgenoten en enkele leraren vertelde ik homo te zijn. Een wat verbijsterde stilte. Toen kwamen mijn klasgenoten dicht bij me zitten, een mooie jongen - waar ik bij tijden sprakeloos verliefd op was - aan mijn voeten.

In 1968 was ik eerstejaars student, ik woonde nog bij mijn ouders. Het COC liet in die tijd geen minderjarigen toe. Artikel 248-bis in de Nederlandse strafwet verbood (sinds 1911) homoseksueel contact tussen minder- en meerderjarigen.
Het artikel was een bron van chantage en veroorzaakte angst en leed. In 1967 ontstonden in enkele steden gespreksgroepen voor homojongeren. Als eerstejaars student ging ik naar zo'n groep in Utrecht. Er was ook net een sociëteit Pann voor jonge homo's opgericht, maar uit verlegenheid kwam ik daar zelden.

Mijn moeder wilde weten wat ik bij die groep te zoeken had. 'Oh we praten over van alles,' zei ik. 'Over wat dan?' ging ze door. 'Over homoseksualiteit' zei ik. 'Zijn dat dan homo's?' vroeg ze. 'Ja net als ik,' zei ik. Mijn moeder werd rood van schrik en drift. 'Je bent gek, dat kan helemaal niet, doe niet zo raar.' Bij het eten 's avonds dacht ik: ze zal het wel aan mijn vader verteld hebben. Maar er gebeurde helemaal niets. Vergeefs wachtte ik op zijn reactie. Het werd tien uur, de rest van het gezin was naar bed verdwenen. Met ons drieën zaten we tv te kijken. Hier Parijs, hier Jan Brusse, een uitzending over het nachtleven in de lichtstad. 'Je zoon moet je wat vertellen' zei mijn moeder. En ik vertelde het hem. Stilte. Op de tv begon een vrouw aan een striptease. 'Vind je dat dan niet mooi?' vroeg mijn vader. 'Ja hoor' zei ik 'maar ik vind jongens toch leuker.' De volgende morgen informeerde mijn moeder hoe ik geslapen had. Ik had goed geslapen, maar zij hadden geen oog dicht gedaan. Ik moest het niet aan iedereen vertellen, wie weet veranderde het nog (dat hoopten ze eigenlijk). En hoe moest het als je ziek of oud was, wie kon er dan voor je zorgen.

Op 21 januari 1969 - een miezerige dag - reden uit het hele land bussen vol jonge homo's naar het Binnenhof. Met spandoeken en ballonnen protesteerden we tegen 248-bis. De Federatie van Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit gaf een persconferentie. De wet was een aantasting van de intieme levenssfeer en discrimineerde. Het tv-programma 'Achter het nieuws' had die avond een reportage. De Gezondheidsraad bestudeerde de 'verleidingstheorie'. In 1971 werd het artikel vervolgens uit de wet geschrapt. Ik was inmiddels meerderjarig geworden en lid van het COC. In Utrecht deed ik mee aan de werkgroep voorlichting. We deelden folders op straat uit en vertelden onze verhalen in buurthuizen, op scholen en op de politieacademie. Na mijn studie werd ik leraar in Delft. Ik was een aantal jaren actief bij de DWH en in de Haagse COC-afdeling.

Toen ik in 1974 als leraar begon kreeg ik het advies 'Pas op voor de meisjes. Er wordt zo over je gekletst'. Dat eerste jaar gaf ik les aan een havo4-groep met 26 jongens en 3 meisjes, een ruig, druk stel. Mijn instelling was gauw duidelijk toen ik bij een som opmerkte: 'aftrekken kunnen jullie allemaal wel.' De lessen waren niet optimaal, maar ik hield me staande en werd goede maatjes met enkele gangmakers.

Een twee meter lange slungel volgde met een stralende lach voortdurend mijn bewegingen. Van zijn vorige leraar hoorde ik 'ja, dat komt hij heeft geen meisje'. Er volgde een uitvoerige uitleg waarin het woord homoseksualiteit ontbrak. Hij voelde zich eenzaam, zijn vriend was naar een andere school gegaan. In de zomervakantie kreeg ik een kaart van hem waarop een halfnaakte jongen stond. 'Aan dokter anders K. Goed opletten op school. Groetjes uit Italië, veel liefs Eduard.' De eerste les van het nieuwe jaar bedankte ik hem frontaal voor zijn attentie. De sfeer op school was homovriendelijk. Leerlingen wisten of vermoedden dat ik homo was, maar ik vond het niet nodig om over mijn privéleven te vertellen. Van een aantal jongens vermoedde of wist ik dat ze homo waren. Een enkeling kwam ik bij activiteiten of demonstraties tegen, van sommigen hoorde ik het na jaren. Ik kan me maar twee lesbische meisjes herinneren. Na zo'n 20 jaar verliet ik het onderwijs en ging elders werken.

Weet u
Ik kon hem niet loslaten
Ik durfde geen nee te zeggen
Ik kon niet zeggen: het is mooi geweest, we stoppen ermee
Ik durfde dat niet
En het erge is, het was niet eens mooi geweest!
Het probleem is: ik ben niet geraffineerd
Ik ben niet zo’n geslepen jongen
Ik zoek alleen maar aanhankelijkheid

Ik sta in de KeerWeer een gaybar
Hij valt me op
Een slanke, mooie jongen
Ik hou van slanke jongens
Maatje 15, 16
En dan heb ik het niet over confectiematen
Ik ben een deugniet hoor
Ik griezel van oud
Van buiken
Van uitgezakte mannen van mijn eigen leeftijd
Ik doe mijn best om er goed uit te zien
Ik vond dat ik er die avond goed uit zag
En ik had anschluss

We drinken wat en hij biedt aan me met de auto naar huis te brengen
We praten wat
Hij is getrouwd en heeft een kind
Hij zegt dat hij biseksueel is
Ik vraag: ga je mee wat drinken?
Ik had helemaal geen verwachtingen
Ik vond ‘m best leuk, maar het was niet mijn bedoeling om met ‘m naar bed te gaan
Gewoon een drankje, meer niet
Loop ik de keuken in om een cola voor hem te pakken, kom ik terug
Wat flikt ‘ie me
Staat hij poedelnaakt in de gang!

Het is altijd een beetje raar met biseksuele mannen
Je mag ze niet aanraken
Je mag ze niet zoenen
Na afloop zegt hij: heb je 20 euro voor me, voor de benzine
Zo begon het

Af en toe kwam hij langs
Dan gaf ik hem wat geld
Ik leende hem mijn auto
Twee bekeuringen
Hij had geld nodig
Voor de dokter
Want zijn vrouw was ziek
Hij moest een voorschot hebben
Want hij ging een nieuw huis kopen
Maar hij zou het allemaal terug betalen
Ik hielp hem graag

Ja, ik zie u denken
Maar weet u
Het leek me zo’n leuke jongen om mee voor de dag te komen
Om te showen
Ik zoek iemand die me beschermt
“als je oud bent, ga ik voor je zorgen” zei hij
Ik geloof dat
Ik wil dat geloven
Nu heb ik helemaal niets meer
Niets meer op de giro
Zelfs mijn laptop ben ik kwijt

Laatst kwam ik in het café een leuke jongen tegen
Slank, mooi
Ik vroeg of hij daar regelmatig kwam
“Iedere dinsdag”, zei hij
Ik ga volgende week dinsdag weer
om te kijken of hij er is

Weet u, ik wil gewoon niet alleen zijn
Ik kan niet alleen zijn
En uitgekleed ben ik toch al
Ik heb niets meer te verliezen
Maar dromen kun je altijd